Door Roel Weerheijm
Hoe diep wil je graven?
Op de website van Gabi Sultana staat dat ze zich specialiseert in hedendaagse klassieke muziek. ‘Ik voel me al vanaf een zeer jonge leeftijd, misschien al vanaf 8 jaar oud, tot hedendaagse klassieke muziek aangetrokken,’ legt ze uit. ‘Ik denk dat dat de eerste keer was dat ik een aantal pianostukken van Bartók hoorde en ik werd er meteen verliefd op. Elke keer als ik een hedendaags klassiek stuk hoorde, raakte ik direct geïntrigeerd. Mijn pianodocent op Malta zag mijn passie en hield mijn interesse hoog door telkens hedendaagse stukken op mijn repertoire te behouden.’
Haar enthousiasme ten spijt blijkt vaak dat hedendaagse klassieke muziek het aflegt tegen de grote, bekende meesters. Vooroordelen van luisteraars, over vermeend lelijke, dissonante en moeilijk toegankelijke muziek kent ook Gabi al te goed. ‘Zoals in alle genres, heb je ook in hedendaagse klassieke muziek slechte, goede en grootse muziek. Het is vooral afhankelijk van hoe diep je wilt graven om bij de grootse stukken uit te komen. Maar ook de opbouw van het programma is heel belangrijk. Het gaat om evenwicht tussen de stukken. En ook de plek waar je optreedt, maakt veel uit: op sommige festivals of podia valt hedendaagse muziek veel beter dan op andere plekken.’
Het draaien van het rad stopzetten
Naast negatieve vooroordelen kan over hedendaagse klassieke muziek óók worden vastgesteld dat het veel grenzen geslecht heeft, veel vernieuwingen en vrijheden voor uitvoerende musici heeft ingebracht. In alle opzichten zijn de grenzen van de muziek voorlopig tot een maximum uitgerekt: denk daarbij aan atonale muziek, het roemruchte 4’33” van John Cage, maar ook aan kwarttonen, toon- en akkoordclusters, onorthodoxe “muziekinstrumenten” en maatsoorten, geprepareerde piano’s, water (!) en de introductie van kans, spontaniteit en toeval in de muziek. Neem daarbij in ogenschouw hoe belangrijk Amerika in de twintigste eeuw als klassieke muziekland werd met, naast Cage, meer beroemde componisten, zoals Ives, Bernstein, Adams en Glass.
John Cage speelt een van de hoofdrollen in de twintigste-eeuwse Amerikaanse muziek. Hij heeft zich met veel van bovengenoemde vernieuwingen en experimenten beziggehouden. Zijn ‘Experiences no. 1’, dat vanavond ook op het programma staat, is, opvallend voor Cage, meer in de stijl van Satie geschreven. ‘Zijn muziek probeer ik te begrijpen,’ zegt Mirek, ‘door naar de meest fundamentele basis van muziek te gaan, en dan bedoel ik muziek als structuur, als raamwerk van geluiden. Zodra je naar dat raamwerk gaat luisteren, begint de grens tussen experimentele en ‘echte’ muziek, zoals ‘Experiences no. 1’, te vervagen. Mede daarom is zijn muziek goed te gebruiken in bijvoorbeeld muziekworkshops met kinderen. Zij hebben immers niet dezelfde verwachtingen als volwassenen van wat muziek of kunst zou moeten zijn, of hoe die verwachtingen over de tijd gegroeid en veranderd zijn: zij nemen direct het geluid waar en reageren erop. Ik vind het zelf erg verfrissend om er op dezelfde manier naar te kijken.’
Ook Morton Feldman was zo’n progressieve, experimentele componist. Hij was onder meer pionier in de vernieuwing van muzieknotatie. Feldman was een van de belangrijkste volgelingen van Cage en ook hij stond musici veel vrijheden toe bij het uitvoeren van zijn werken. ‘Zijn vrijheden kunnen in het begin erg overdonderend aanvoelen,’ vertelt Mirek, ‘maar het is erg belangrijk om op je instincten te blijven vertrouwen. Als musicus ben je getraind om je oren goed te gebruiken, zodat je binnen bepaalde richtlijnen op een persoonlijke interpretatie uitkomt. Die regels kunnen in meer of mindere mate strikt zijn. Het is essentieel om je echt in het repertoire en in de ideeën van de componist onder te dompelen, dat leert je veel over, bijvoorbeeld, hun idee van timing.’
Feldman schreef muziek die zeer gedurfd was in zijn spaarzaamheid. Een van zijn muziekstukken (Extensions 3) heeft een melodie van zevenenvijftig noten in veertig maten. Het is een heel eigen vorm van ‘minimal music’: Feldman grijpt langzaam je aandacht en voert je concentratie op. Zeker tijdens zijn soms urenlange composities ervaren luisteraars een verandering in hun ervaring van tijd en duur van muzikale structuren. Licht ironisch reageert Mirek: ‘Zeven minuten is wellicht wat kort om zo’n ervaring bij het publiek te realiseren. Niettemin kan ook een korter muziekstuk zoals ‘Piano Four Hands’, dat vanavond op het programma staat, even het draaien van het rad stopzetten. Feldman dwingt de luisteraar in het moment, dwingt hem zich te concentreren op de pure klank van elk interval en elk akkoord. Op de juiste plek in het juiste programma kan ook dit kortere stuk even merkwaardig mooi aanvoelen als Feldmans langere werken.’
Naast deze sterk vernieuwende stroming kent de hedendaagse Amerikaanse muziek ook een veel meer toegankelijke, behoudender kant. Frederic Rzewski, van wie de Winnsboro Cotton Mill Blues is geprogrammeerd, valt in die categorie. Rzewski doet mij associatief aan Sjostakovitsj denken, omdat Rzewski net als hij een politieke agenda verweeft met een sterke artistieke visie. ‘Hij is,’ legt Mirek uit, ‘een heel belangrijke componist en blijft tot op de dag van vandaag een van de meest interessante Amerikanen. Zijn ‘Songs of insurrection’ heb ik meest recent gehoord. Dat werk combineert de politieke en de artistieke kant van zijn oeuvre prachtig. Rzewski’s muziek kent ontzettend veel lagen. Ik houd van dit soort muziek, dat er niet alleen voor de muziek zélf is, maar daarentegen probeert om een verhaal of een (politiek) concept over te brengen. Rzewski weet dit in de meeste van zijn stukken geweldig treffend te doen.’
De essentie van de muziek
De benadering van hedendaagse muziek blijkt voor het pianoduo Sultana en Coutigny nauwelijks te verschillen van de benadering van canonieke componisten. Natuurlijk, zegt Gabi in het interview, benader je Amerikaanse componisten anders dan Europese, zoals je Chopin ook anders benadert dan Liszt. Maar wáár dat verschil dan in schuilt, blijkt moeilijker onder woorden te brengen. Gabi en Mirek benadrukken dat het toch echt om het bestuderen van de muziek zelf gaat, om het graven en zoeken naar de essentie van de muziek die je wil spelen – en dat is bij elke componist, ongeacht uit welke eeuw, welk land of welke stroming ook, telkens hetzelfde.
Het verschil met canonieke componisten is echter dat Sultana en Coutigny met moderne Amerikaanse componisten meer werk te verzetten hebben, als het om het uitvoeren van hun repertoire gaat. ‘Hedendaagse muziek kent over het algemeen veel mysteries, niet alleen de Amerikaanse hedendaagse muziek. Ik denk niet per se dat het wordt ondergewaardeerd, maar er is voor de luisteraar weinig aanbod van deze componisten. Normaal gesproken komt dit aanbod voort uit de grotere concertzalen, die toch elk jaar vasthouden aan hetzelfde klassieke muziekrepertoire, vanuit een angst dat ze het grotere publiek zullen kwijtraken als ze meer experimenteel gaan programmeren.’
Maar het is niet de uitdaging, benadrukt Gabi, om het publiek te “winnen”. ‘Deze muziek spelen heeft geen uitdaging in termen van het publiek overhalen. Maar het geeft wel veel voldoening als het publiek goed reageert op een bepaald programma.’